Inventarisatie
Vorige Start Terug Volgende

 

De Zoogdierinventarisatie van Vlaanderen na de zoogdierwaarnemingen intikmarathon

Je hebt het ongetwijfeld gezien op CNN of gelezen in The Herald Tribune of de Pravda: tijdens het weekend van 15 tot 17 november verpulverde de ZWG het Guiness Record Zoogdierwaarnemingen intikken!

Niet minder dan 49 uur aan een stuk deden een tiental ZWG'ers niet anders dan waarnemingen intikken. Eindelijk zijn we in staat een antwoord te geven op de vraag die ons om de haverklap gesteld wordt: hoe staat het met de Zoogdiereninventarisatie?

1. De intikmarathon

Van 15 tot 17 november hokten 12 ZWG'ers en 6 computers samen in 1 lokaaltje van het Bondssec om er een heel weekend aan een stuk alle waarnemingsformulieren en veldboekjes te ontcijferen, van UTM-codes te voorzien en in de grote zoog-databank in te geven. De geslaagde recordpoging werd na 49 uur nonstop werken stopgezet, niet omwille van stramme vingers, en nog minder wegens oververmoeidheid van de deelnemers, maar gewoon omdat alle waarnemingen op waren! In één klap was het aantal ingetikte waarnemingen verdubbeld.

Ik wil dan ook alle intikkers van dienst bijzonder bedanken: Thierry, Maarten, Bart, Geert, Liesje, Bob, Laurens, Filip, Stijn, Floris en Deirdre.

2. De waarnemingen

Hoe staat het er nu mee? Het langverwachte antwoord op de prangende vraag "hoeveel waarnemingen hebben we nu?" is: meer dan 12.000! Een exact cijfer geven, is uiteraard onmogelijk, aangezien er nog steeds waarnemingen binnenstromen en enkele mensen nog gegevens op diskette staan hebben, die niet gecentraliseerd zijn.

Wellicht vraag je je nu af of dit veel of weinig is. Het is zeker niet slecht, maar het kon nog veel beter. In elk geval is het nog niet voldoende om een verspreidingsatlas mee uit te geven, en dat is uiteindelijk toch de bedoeling (in het jaar 2000).

Figuur 1 geeft een overzicht van hoe die waarnemingen verdeeld zijn over de verschillende wijzen van waarnemen. De gewone zichtwaarnemingen staan in voor 1/3 van de gegevens. Verkeersslachtoffers en doodvondsten maken samen 18% uit. Braakbalgegevens blijken met een aandeel van 25% heel belangrijk en vormen de voornaamste waarnemingswijze voor de kleine zoogdiersoorten. Vangsten (zowel met live-traps als van huisdieren) zijn goed voor 7% van de waarnemingen.

De zaken worden een stuk interessanter wanneer we ze op kaart gaan weergeven. Kaart 1 geeft een overzicht van alle waarnemingen. Het is een prettig gevoel te zien dat er praktisch geen grote witte vlekken meer voorkomen. We moeten wel voor ogen houden dat de kaart niets zegt over het aantal waarnemingen per hok: het kunnen er zowel 1 als 200 zijn.

Daarvoor kijken we naar kaart 2 (aantal soorten per UTM 5x5km hok). Volgens deze kaart zijn de best geïnventariseerde gebieden: de streek ten zuiden van Brugge, Klein-Brabant, de Noorderkempen en de gebieden waar een ZWG-kamp plaatsgevonden heeft (Heuvelland, Hageland en Midden-Limburg).

Toch moeten er nog inspanningen gebeuren. In West-Vlaanderen blijven de westkant en het centrum zwak. In Oost-Vlaanderen liggen de waarnemingen vrij verspreid, maar geen enkele streek is echt grondig geïnventariseerd. Vooral in het Krekengebied moet men dringend naar andere dingen dan kevers gaan kijken, maar ook het Waasland en de omgeving van Aalst moeten eens grondig aangepakt worden. Antwerpen is samen met West-Vlaanderen de best geinventariseerde provincie. Alleen uit de oostkant kwamen weinig waarnemingen binnen (regio Mol). Vlaams-Brabant heeft op een jaar tijd heel wat van zijn achterstand ingehaald. Enkel de streek ten noorden van Brussel moet nog grondig geïnventariseerd worden. Ook Limburg vertoont heel wat beterschap in vergelijking met het kaartje van vorig jaar. De nochtans zeer interessante Maaskant is opvallend zwak. Het noordoosten van Limburg zal volgend jaar wellicht door de ZWG zelf onder handen genomen worden.

3. Enkele voorbeeldkaartjes

Het overzichtskaartje van alle waarnemingen geeft reeds een goed gevulde indruk. Dit wordt echter anders wanneer we de verspreidingskaarten per soort gaan bekijken. Nemen we bijvoorbeeld de kaartjes van twee zeer algemene soorten, nl. Egel (kaart 3) en Konijn (kaart 4), dan zien we dat er nog grote gebieden zijn waar nog niemand de moeite genomen heeft om deze soorten op te schrijven. Hierbij willen wij nog eens onze oproep aan alle JNM'ers herhalen: doe ook eens een inspanning om alle Egels, Konijnen, molshopen, Muskusratten, Hazen,... te noteren en aan ons door te sturen!

Bijzonder interessant is het verspreidingskaartje van de Gewone bosmuis (kaart 5). Deze zeer algemene muizensoort komt immers bijna overal voor en wordt zeer gemakkelijk gevangen met live-traps. Alle grijze vierkantjes op de kaart kunnen dan ook beschouwd worden als plaatsen waar ooit al eens muizevalletjes uitgezet zijn. Zoals je merkt zal ook hier nog een belangrijke inspanning moeten geleverd worden. De zwarte bolletjes zijn braakbalgegevens, en duiden dus aan van waar er overal braakballen geplozen zijn.

Kaart 6 geeft een overzicht van alle beschikbare vleermuiswaarnemingen. Het hoeft niet gezegd te worden dat het in de meeste gevallen de Dwergvleermuis betreft.

Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat slechts een klein deeltje van de gegevens van de Vleermuizenwerkgroep (van Natuurreservaten) opgenomen zijn. Met name de zomerkolonies en de wintertellingen moeten er nog bij komen. Het valt op dat er al heel wat vleermuisgegevens zijn uit de provincie Antwerpen. Het westen van Oost-Vlaanderen werd zeer grondig onderzocht tijdens het Watervleer-fietskamp van de ZWG in 1994.

4. Braakballen

De braakbalgegevens maken meer dan een kwart van het totaal aantal waarnemingen uit en zijn zonder meer de belangrijkste informatiebron voor de verspreiding van de kleine zoogdieren.

Dit danken we in grote mate aan de bereidwillige medewerking van de mensen van de Kerkuilwerkgroep. Bijna alle braakbalgegevens betreffen dan ook braakballen van de Kerkuil, en bovendien gaat het meestal om vrij grote partijen (30-60 braakballen). Op die manier bekomen we een goed beeld van het menu van de plaatselijke Kerkuil en van de lokale muizenpopulatie.

De vlotte medewerking van de Kerkuilwerkgroep vergt van de ZWG een belangrijke inspanning om alle braakballen binnen een redelijke termijn te pluizen en de resultaten terug te bezorgen aan de persoon die de braakballen verzameld heeft. Uiteraard wordt ook de discretie omtrent broedplaatsen van de uilen verzekerd.

De spreiding van de braakbalvondsten zien we op kaart 7. Ondanks een chronisch gebrek aan Kerkuilen, zijn reeds heel wat gegevens beschikbaar uit West-Vlaanderen. We krijgen hier dan ook niet alleen de bereidwillige medewerking van de kerkuilmannen, ook de Provinciale Monumentenwacht verzamelt voor ons braakballen (en vleermuisgegevens!). Het kerkuilarme zuiden van de provincie zal waarschijnlijk door het pluizen van ransuilbraaksel moeten vervolledigd worden.

De gegevens uit Oost-Vlaanderen liggen vrij verspreid over de provincie. Uit het Waasland zijn helaas enkel ransuilbraakballen beschikbaar.

De grote concentratie braakbalwaarnemingen uit Antwerpen en Brabant danken we vooral aan de inspanningen van nationaal coördinator van de Kerkuilwerkgroep, Ludo Smets.

Limburg scoort op vlak van braakballen het zwakst, maar dit heeft vooral te maken met een gebrek aan medewerkers in het oosten en het noorden van de provincie. Van de Maaskant werden ons wel braakballen beloofd.

Aangezien we nu al over een hoeveelheid braakbalgegevens beschikken die zeker vergelijkbaar is met vorige inventarisaties, zal binnenkort met de aparte verwerking van deze informatie gestart worden.

5. De waarnemers

De meer dan 12000 waarnemingen werden verzameld door niet minder dan 250 verschillende medewerkers. Ze komen uit alle hoeken van het land en via allerlei kanalen. Uiteraard zijn de meesten JNM'er, maar ook de Wielewalers werken goed mee. Het grote aantal waarnemers vind ik op zich al een groot succes.

Ik wens hier dan ook al deze mensen te bedanken voor hun bijdrage, en hoop dat de ook de komende jaren nog zullen blijven hun waarnemingen opsturen.

Wie al deze illustere figuren zijn, kunnen we hier moeilijk gaan opsommen. Op figuur 2 geven we enkel de Top 20 van de belangrijkste medewerkers (gerangschikt volgens het aantal binnengebrachte waarnemingen). De koploper uit deze lijst daagt hierbij iedereen uit...

6. Nieuwe oproep

Geregeld krijgen wij de vraag van mensen of wij nog altijd zoogdierwaarnemingen nodig hebben. JA, NATUURLIJK!!!

We gaan er volle bak mee door tot in het jaar 2000. We rekenen er dan ook op dat iedereen regelmatig zijn waarnemingen blijft door-sturen naar het gekende adres:

JNM Zoogdiereninventarisatie
Kortrijksepoortstraat 140
9000 Gent
Tel 09/223.47.81
Fax 09/223.28.05

Op dit adres kan je ook altijd gratis waarnemingsformulieren of veldboekjes aanvragen evenals een determinatietabel voor muizen en ratten.

We zetten nog even op een rijtje wat we zeker nodig hebben per waarneming:

soort (jawel, sommigen zijn in staat dit te vergeten!)
datum van de waarneming (of minstens de periode als je de precieze datum niet meer kent)
vindplaats (zo nauwkeurig mogelijk, dus niet alleen de naam van de gemeente)
UTM-code (deze is absoluut nodig om de gegevens op kaart te kunnen weergeven; je vindt ze op alle stafkaarten)
wijze van waarnemen (zicht, verkeersslachtoffer, vangst, doodvondst, braakbal,...)

We rekenen alvast op jouw medewerking, zodat we in 2000 een prachtige atlas kunnen publiceren waar ook jouw naam in de medewerkerslijst prijkt.

Tekst: Franky Bonne

Kaarten en figuren: Thierry Onkelinx

 

Design & maintenance by Bonx
Copyright © 2000. JNM Zoogdierenwerkgroep. All rights reserved.
Last updated on 18/11/1999