Waterspitsmuis
Vorige Start Terug Volgende

 

Voorlopige situatie betreffende het voorkomen van de Waterspitsmuis, Neomys fodiens (Pennant, 1771) in Vlaanderen.

Inleiding:

Naar aanleiding van een oproep i.v.m. waarnemingen van de waterspitsmuis (Neomys fodiens) in Eliomys jrg. 14, n°1, 1988 is het thans zover dat een eerste voorlopige evaluatie van de stand van zaken kan gemaakt worden.

Resultaten:

Van slechts een handvol mensen kwamen waarnemingen van de Waterspitsmuis binnen. Behalve braakbalvondsten, zijn er verder ook enkele zichtwaarnemingen en vondsten doorgestuurd. Al deze gegevens samen met de waarnemingen van de zoogdierenwerkgroep werden in een voorlopige verspreidingskaart (zie Kaart 1) verwerkt.

Bespreking:

Niettegenstaande de waterspitsmuis, net als alle andere spitsmuizen, in Vlaanderen wettelijk beschermd zijn is de soort sterk bedreigd in haar bestaan door een versnippering en voornamelijk vervuiling van haar biotoop. Op veel plaatsen heeft men de natuurlijke meandering van waterlopen rechtgetrokken met alle nefast gevolgen vandien ofwel heeft men de oevers gesaneerd of een onaangepast oeverbeheer uitgevoerd. Uit de vangstgegevens die binnenkwamen bleken heel dikwijls melanistische (volledig zwarte) exemplaren gevangen te zijn, wat uiteraard wijst op inteelt door het voorkomen van relictpopulaties. Wel blijkt ze in diverse reservaten (zoals het Molsbroek, de Slangebeekbron en de Dode Beemden om er enkele te noemen voor te komen) nog voor te komen, doch de verdroging van ons landschap zal misschien zelfs in de toekomst ook geen uitweg meer bieden voor deze zo bedreigde soort, enkel een serieuze ommezwaai in het beleid naar natuurontwikkeling en -herstel toe en een serieuze verbetering van de waterkwaliteit kan een oplossing bieden. Maar ja, waarom zou men al die inspanningen doen voor zo'n klein diertje zal de reaktie van het merendeel der mensen zijn.

Soortbeschrijving

De Waterspitsmuis behoort tot het geslacht Neomys en is onze grootste inlandse spitsmuizensoort, wel is ze het kleinste semi-aquatisch zoogdier van Europa. Tot hetzelfde geslacht behoort in België nog de moeraswaterspitsmuis (Neomys anomalus), die plaatselijk in de Ardennen nog voorkomt.

Zijn biotoop beperkt zich hoofdzakelijk tot zuiver, niet te voedselrijk water met een goed ontwikkelde watervegetatie en begroeid oevers. Allerhande snelstromende beekjes tot diverse poeltjes en vijvertjes genieten bij ons z'n voorkeur. Als men weet dat dit type van biotoop praktisch nergens meer te vinden is in Vlaanderen, is het duidelijk dat de waterspitsmuizen het moeilijk hebben om in onze streek nog een geschikt leefgebied te vinden. Soms treffen we ze wel eens aan in andere biotopen toch moet er binnen de 500 meter water te vinden zijn. Ook is er steeds de aanwezigheid van struikvegetatie.

Waterspitsmuizen wegen tussen de 10 à 20 gram.

Doordat hij voor z'n voedsel aan zuiver, voedselrijk water gebonden is, zal het voor de iedereen wel duidelijk zijn dat deze soort tot één der zeldzaamste van Vlaanderen behoort. De versnippering van het landschap (ruilverkavelingen, zware bemesting, verdroging, ...) en de zware vervuiling van de geschikte waterbiotopen is hiervoor de belangrijkste reden.

De soort is makelijk te herkennen aan zijn leigrauwe tot zwarte bovenzijde en witte onderkant. Enige verwarring zou eventueel met de Veldspitsmuis (Crocidura leucodon) kunnen optreden, doch hiervan onderscheiden ze zich door een tweekleurige staart die langs de onderzijde voorzien is van een goed ontwikkelde dubbele rij stijve haren (de zogenaamde kiel) en ook door haren aan de onderzijde van hun poten, dit zou vermoedelijk een aanpassing zijn voor hun levenswijze in het water. Waterspitsmuizen zijn bijziend. Hun lichaamstemperatuur bedraagt afhankelijk van het seizoen tussen de 37,4 tot 39,6°C, doch dankzij hun vacht (onder een elektronenmikroscoop hebben de uiteinde van hun haren een speciale structuur), zijn ze in staat om bij het duiken lucht tussen de haren te bewaren. Een gevolg hiervan is dat hun vacht water afstoot en ze aldus volledig droog zijn na een duikpartijtje. Eveneens zijn ze in de mogelijkheid om bij sterke koude te duiken in beekjes met een temperatuur van - 10 à - 15°C, zonder dat ze sterk afkoelen, een voordeel dat ze zeker tijdens de wintermaanden nodig hebben, vermits waterspitsmuizen niet in winterslaap gaan en dus moeten kunnen jagen.

In de oevers van rivieren, vijvers, e.d. graven ze gangen met ingangen boven en onder water, soms gebruiken ze ook gangen van mollen en woelmuizen. Met zoals reeds eerder aangehaald een duidelijke voorkeur van plaatsen met traag stromend water en een dichte vegetatie bvb. waterkers, waterranonkel en ruig begroeide oevers. Waterspitsmuizen kunnen tussen de 10 tot 20 seconden onder water blijven, waarbij ze dan over de bodem lopen en onder steentjes achter voedsel zoeken. Dit bestaat uit allerlei ongewervelden (hoofdzakelijk slakken en kreeftachtigen, doch ook diverse insekten (o.a. schietmotten, vliegen, kevers, vliesvleugeligen), wormen, vissen, amfibieën tot zelfs aas; zelden wordt ook plantaardig voedsel tot zich genomen. Tot 50% van hun voedsel bestaat uit organismen die in het water voorkomen. het verorberen van hun prooi gebeurt op banken in de beken of poelen. Dit is wel een belangrijk gegeven vermits 40% van het voedselaanbod van de waterspitsmuis overeenkomt met dat van de Bosspitsmuis (Sorex araneus), doch door hun specifiek jachtgedrag in de nabijheid van water lijkt er geen concurrentie tussen beide soorten op te treden.

Per etmaal eten ze bijna hun eigen lichaamsgewicht op (voor ons zou dit neer komen op zo'n 30 à 40 volledige maaltijden per dag). In principe hebben ze zoals de meeste spitsmuizen behoefte aan continu voedsel, doch volgens sommige bronnen zouden ze ook vrij lang (tot 2 dagen) zonder voedsel kunnen overleven. Het is ook gekend dat ze bij groot voedselaanbod dit opslagen. Onderzoek heeft vastgesteld dat ze ongeveer 12 uur per dag actief zijn, met een gemiddelde van 8 aktiviteitsperiodes per dag en nooit langer dan 1 uur slapen. Elke aktiviteitsperiode bedroeg ongeveer 1,5 uur welke ongeveer gelijk was aan een rustperiode. Waterspitsmuizen hebben een hoofdnest en daarnaast enkele nevennesten (1 tot 4), welke allen hoofdzakelijk ondergronds gelegen zijn (uitzonderlijk in een oude boomstronk), doch steeds boven de hoogste waterstand van een riviertje of vijver. Zowel overdag als 's nachts waren ze aktief. Hun home-range is kleiner dan die van de Sorex-soorten, niettegenstaande ze groter en sterker zijn. Meestal bedraagt die, afhankelijk van het seizoen, rond de 100 m2 (van oktober tot december) à 200 m2 (tussen april en september). Wat wel zeer sterk opviel was dat hun aktiviteit steeds gebonden was aan de nabijheid van water en modderbanken. Om van de ene plaats naar de andere te gaan maken ze gebruik van looppaden van woelmuizen in die modderbanken en proberen ze ook zoveel mogelijk ondergrondse gangenstelsel te benutten. Binnen hun territorium leggen ze ongeveer 700 à 800 meter af tijdens hun jachtperiodes.

De voortplantingstijd is van april tot september, waarbij er 2 of meerdere worpen voorkomen met telkens 2 tot 8 jongen. In de maand mei graven de vrouwtjes een hol, het nest wordt bekleed met allerlei grassen die ze net zoals een Das dat doet haar hol binnenbrengt (m.a.w. door het materiaal in de muil te nemen en achteruit stappen het hol binnen te treden). De dracht duurt ongeveer 3 à 4 weken, maar toch blijft het vrouwtje gedurende die periode nog 12 uur per dag naar voedsel op zoek te zijn. Pas na ongeveer 15 dagen wordt het vrouwtje dikker, uiteindelijk worden de jongen dan naakt en blind geboren. Na 1 week beginnen ze iets donkerder eruit te zien en verschijnen hun snorharen en vanaf de 2de week krijgen ze ook hun vacht. Tijdens die periode moet het vrouwtje dan bijna tot 2 maal toe haar eigen lichaamsgewicht aan voedsel opeten om de hongerige jongen te kunnen laten zogen. Na ongeveer een 20-tal dagen leren de jongen voedsel te herkennen door aan de muil van de moeder te likken. En pas na de 22ste dag openen ze hun oogjes voor het eerst. Bij sommige jongen heeft men kunnen vaststellen dat ze een wit plekje achter het oor hadden, doch wat de funktie hiervan was heeft men nog niet kunnen uitmaken. De meeste waterspitsmuizen sterven tijdens de herfst- en winterperiode wegens een tekort aan voedsel, de meesten worden niet ouder dan 1 jaar.

Zoals reeds eerder aangehaald overwinteren ze niet, tijdens vorstperiodes duiken ze zelfs onder het ijs. Wat opvalt uit de literatuur en gegevens is dat men praktisch nooit tijdens de winterperiode (januari tot en met maart) waterspitsmuizen kan vangen. De enkele waarenmingen die we verkregen betrof steeds dode exemplaren. Misschien zijn ze dan hoofdzakelijk actief onder de grond. Ook blijken ze uitstekend te kunnen klimmen. Verder zijn het zeer solitair levende dieren en zijn ze vrij agressief, zelfs tegenover elkaar. Zo gaan ze elkaar intimideren door hun muil zo ver mogelijk open te sperren en door hun witte buik te tonen, indien er dan geen van beide kemphanen verdwijnt, vechten ze tot er één van beide zijn meerdere erkend.

Alex Lefevre

Literatuur:

LANGE R., P. TWISK, A. VAN WINDEN, A. VAN DIEPENBEEK. Zoogdieren van West-Europa, 1994, 400 pag. Utrecht, KNNV-Uitgeverij.

VOGEL P. Body temperature and fur quality in swimming Water-Shrews, Neomys fodiens (Mammalia, Insectivora). Z. Saugetierkunde (1990): 73- 79.

KUVIKOVA A. Zur Nahrung der Wasserspitsmaus, Neomys fodiens (Pennant, 1771) in der Slowakei. Biologia (Bratislava) (1985) 40,6,563-572.

LARDET J.P. Spatial Behaviour and Activity Patterns of the Water Shrew Neomys fodiens in the Field. Acta Theriologica, (1988) 33,21:293-303.

CRIEL D.,LEFEVRE A.,VAN DEN BERGE K.,VAN GOMPEL J. & VERHAEGEN R.. Rode Lijst van de zoogdieren in Vlaanderen. Uitgeverij Aminal, 1994, 79 pag.

 

Design & maintenance by Bonx
Copyright © 2000. JNM Zoogdierenwerkgroep. All rights reserved.
Last updated on 18/11/1999