|
Pindakaas is voor muizenHet is alweer een jaar geleden dat er in Twente een zoka gehouden werd. Waar een aantal onderzoekjes zijn uitgevoerd. Dit verslag bespreekt de twee onderzoekjes over muizen, waarvan het eerste betrekking had op de verspreiding van de Veldspitsmuis (Crocidura leucodon). Als tweede onderzoek is er gekeken naar het verschil tussen boter en pindakaas als lokaas in muizevallen. De VeldspitsmuisDe Veldspitsmuis is een insekteneter die nog maar op een paar plaatsen in Nederland voorkomt. Het verspreidingsgebied beperkt zich tot Zeeuws-Vlaanderen en een (geisoleerde) populatie in Overijssel. Bij Weerselo werd in 1987 en 1988 een aantal Veldspitsmuizen gevangen. In de omgeving van Gramsbergen zijn schedelreten in braakballen gevonden. Omdat er in de omgeving van de populatie in Twente nog nauwelijks vallenonderzoek heeft plaatsgevonden, is het goed mogelijk dat er nog meer populaties in de omgevind zijn. Om dat te controleren heeft de ZWG op het Twente III zoka van 1994 een uitgebreid valleonderzoek gehouden. Het onderzoekTijdens het zoka is er gevangen met 150 Longworth vallen. Deze vallen bestaan uit twee delen: een leefruimte en een gangetjes met vangmechanisme. De leefruimte vergroot de kans dat de muizen de vangst overleven. Dor de constructie van de val blijft er altijd een deel van de val droog, zodat bij vochtig weer de muis niet nat hoeft te worden en dus niet omkomt van de kou. Op het menu stond een mengsel van pindakas en havermout, met een stukje appel als dessert. Dit alles werd geserveerd op een flinke portie droog nestmateriaal. De vallen werd drie keer per etmaal gecontroleerd. Omdat er maar weinig controleurs waren kon niet vaker gecontroleerd worden, wat voor de sptsmuizen wel beter geweest zou zijn. Iedere gevengen (levende) muis werd gemerkt door op een unieke plaats een stukje van de vacht weg te knippen. Daardoor is achteraf het aantal individuen gemakkelijk vast te stellen.
Tabel 2: De ligging van de raaien Tijdens het onderzoek is er gevangen op 10 verschillende plaatsen (raaien) (voor coördinaten zie Tabel 2). Iedere raai bestond uit 10 tot 85 vallen en had zijn eigen, gemakkelijk te onthouden naam. De raaien lagen verspreid door de omgeving, in biotopen waarvan wij dachten de meeste kans te hebben de Veldmuis aan ta treffen: langs bermen, bosranden, akkers en weilanden. Een hoge en dichte kruidlaag was daarbij van groot belang. ResultatenIn totaal is er 369 keer een muis uit een val gehaald. Het betrof 162 individuen en 168 terugvangsten. Er zijn 28 muizen (vooral Bosspits) die het avontuur niet hebben overleefd en vroegtijdig de dood vonden in onze vallen. Bovendien wisten 11 muizen te ontsnappen voor ze bekeken of gemerkt konden worden. In één van de vallen langs de Dinkel had een Rosse woelmuis een nest gemaakt en door vier jongen in geworpen. Twee dagen later was het gezinnetjes weer verdwenen. Waarschijnlijk heeft de moeder haar jongen naar een veiliger plaats versleept.
Tabel 3: Het aantal gevangen individuen per raai (BSP = Bosspitsmuis, DSP = Dwergspitsmuis, HSP = Huisspitsmuis, RW = Rosse woelmuis, AM = Aardmuis, BM = Bosmuis, WZ = Wezel, vr = vrouwtje, mn = mannetje) Tabel 3 geeft een overzicht van de gevangen soorten in de verschillende raaien. De aantallen geven het aantal individuen weer. Alle hervangsten en onsnappingen zijn niet meegenomen. Theoretisch is van iedere raai de populatiegrootte van een bepaalde soort te bepalen aan de hand van verhoudingen tussen nieuwe en terugvangsten. In de praktijk moet een raai dan minstens een week blijven staan om een betrouwbaar beeld te krijgen. Omdat geen enkele raai zolang is blijven staan heeft het schatten van populatiegrootten weinig zin. ConclusieDe bosmuis en de Rosse woelmuis zijn in alle raaien gevangen. Dit zijn twee soorten die weinig eisen aan hun biotoop stellen, en dus vrijwel overal voorkomen. Ook de Bosspitsmuis komt algemeen voor in Twente. Tijdens het onderzoek is geen onderscheid gemaakt tussen de Tweekleurige bosspitsmuis (Sorex coronatus) en de Gewone bosspitsmuis (Sorex araneus). Het verschil tussen de beide soorten is alleen op basis van schedelkenmerken vast te stellen. Uit de literatuur is bekend dat zowel de gewone als de tweekleurige variant voorkomen in de omgeving. Aan de resultaten is het al snel te zien: tijdens het kamp is geen enkele Veldspitsmuis gevangen. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat er op de door ons onderzochte plaatsen geen Veldspitsmuizen voorkomen. Voor het ontbreken van de soort in de raaien is moeilijk een verklaring te geven. Het blijkt in ieder geval wel dat de Veldspitsmuis zeker niet algemeen is in Twente. Het lijkt een trieste conclusie, maar toch heeft dit onderzoek een zekere waarde gehad. We weten nu in ieder geval waar de Veldspitsmuis zeker niet voorkomt zodat daar bij verdere onderzoeken niet meer gezocht hoeft te worden (tenzij daar andere redenen voor zijn natuurlijk). Pindakaas of boter?Bij veel muizenonderzoekjes medt vallen wordt als lokaas een standaardmengsel van pindakaas en havermout gebruikt. Iedereen weet wel dat pindakaas erg stinkt en al grote afstand te ruiken is. Vooral muizen met een goede neus (Bosmuizen) zullen dus sneller gevangen worden dan de wat slechter ruikende Spitsmuizen. Om dat vermoeden te bevestigen is in één van de raaien twee soorten lokaas gebruikt. Het eerste mengsel bestond uit pindakaas, havermout en appel. Bij het tweede mengsel was de pindakaas vervangen door boter. Het zal iedereen wel duidelijk zijn dat het tweede mengsel veel minder stinkt dan het eerste. Uit de resultaten blijkt dat er globaal twee keer zoveel muizen gevangen worden in vallen met pindakaas dan in vallen met boter als lokaas (zie Tabel 4). Dat is geen schokkende conclusie. Helaas zijn er geen spitsmuizen gevangen in de vallen. Er is dus geen vergelijking met de spitsmuizen mogelijk.
Tabel 4: Aantal vangsten van Rosse woelmuis (RW) en Bosmuis (BM) in vallen met pindakaas of boter als lokaas. DankwoordNa het uitwerken van de gegevens besef je pas hoeveel tijd er in zo'n onderzoek gaat zitten. Als eerste wil ik daarom alle excursieleiders bedanken. Omdat mijn arm in het gips zat moesten zijn bijna al mijn controles overnemen. Dus bedankt Bart, Maurice, Kamiel en Ronnie. Verder wil ik Frank bedanken voor het pingen. Natuurlijk bedank ik ook alle kampdeelnemers die zo gek waren om steeds maar weer op vallencontrole te gaan. Wim van Capellen Overgenomen uit: Amoeba 1995 (69) nr. 3 |
Copyright © 2000. JNM Zoogdierenwerkgroep. All rights reserved. Last updated on 18/11/1999 |